|
De
Angstaanjagers van de Amstel Gold Race
Eerste pedaalslagen van het
voorjaar. Het Mergelland wordt versmacht onder een grauwe
mantel. De koude bijt. De “Cauberg” en de “Keutenberg”,
twee kuitenbijters die reeds op mijn actief staan, laat ik
links liggen en kies het toeristische stadje Gulpen als
vertrekpunt voor enkele nieuwe klimmetjes welke door een
Nederlandse vriend van me in het kader van het
Internationaal Klimmers Brevet werden opgevist.
Eerste op de lijst. Ere wie ere toekomt : “De Koning van
Spanje”. De Gulperberg heeft z’n bijnaam niet gestolen.
Inderdaad. Keizer Karel logeerde er destijds in het kasteel
Neubourg. Het is het hoogtepunt van mijn tocht. Steile klim,
rustplaats op de top, prachtig panoramisch zicht op de
valleien van de Gulp en de Geule. Het Heuvelland ontbloot
zich in zijn volle pracht. Vakantie- en logeercentra naar
ieders beurs. Hotels, campings, familiepensions, kamers en
verblijven op de boerderij genoeg. Heel degelijk uitgezette
omlopen, toegankelijk voor alle leeftijden, vind je er in
overvloed.
Vervolgens. Een heuvelrug die uitgeeft op de bochtige
verkeersweg van Slenaken naar Waals. Deze baant zich een
panoramische weg onder de eikenbomen van “Vijlen”.
Dit dorp, dat zich aandient als de tweede beklimming uit het
parkoers, gaat er prat op de hoogstgelegen plaats van
Nederland te zijn. Aan de voet van de slingerbochten van de
tegenoverstaande helling, te Raeren, rechts afslaand naar “Wolfhaag”,
begeef ik me nog maar eens naar de enige col in Nederland,
van verre herkenbaar aan het witte gebouw dat ooit dienst
deed als douanekantoor.
"Drielandenpunt"
Bij het binnenrijden van
Gemmenich fiets ik als het ware van ene land naar het
andere. Het bord “Drielandenpunt” verwijst me terug
naar Nederland, langs twee slingerbochten die geenszins
moeten onderdoen voor deze in het Alpengebied. De ontdekking
van deze euroregio loont de moeite. Sinds eeuwen is deze
uithoek een bron van onenigheid en een uitverkoren terrein
voor aanvallers. Het “Drielandenpunt”, hoogste punt van
Nederland (322m) is de top van een bebost massief waar
Belgische, Nederlandse en Duitse grenslijn mekaar raken :
getuige ervan de drie grenspalen. Een moderne
observatietoren heeft de oude metalen uitkijktoren vervangen,
die me dunkt werd verkleind en een honderdtal meter
verplaatst. Illusie of werkelijkheid : Wie zal het zeggen !
Maar voordat deze enclave een geprivilegieerde plaats voor
rijwieltoeristen werd, kende ze een heel ander verleden. Na
de nederlaag van Napoleon werd er door de overwinnaars van
de keizer hevig geruzied over deze streek waar de
zinkindustrie bloeide. Om alle naties tevreden te stellen
werd dan maar besloten het gebied in drieën op te delen, een
eerste deel voor Nederland, het tweede voor Pruisen en daar
in die tijd Belgïe het levenslicht nog niet had gezien, zou
het derde onafhankelijk blijven. Later is deze verloren hoek
van Belgïe het toneel geweest van de eerste gruwelijkheden
gepleegd door de Pruisische ruiters in augustus 1914. Deze
laatsten dachten, ten onrechte, het doelwit te zijn van
burgerlijke sluipschutters. Welnu, van bij het begin der
vijandelijheden, koos de bevelhebber van het Belgisch leger,
gelet op de enorme numerieke minderheid van zijn troepen,
voor een bijzondere tactiek om de opmars van de vijand tegen
te houden. Aangekomen bij een vooruitgeschoven post, gingen
enkele schutters per fiets aan de rand van het dorp, in de
bijgebouwen van een hoeve, achter een muur, een haag of in
een schuur in een hinderlaag liggen.
Zodra vijandelijke troepen de weg naderden, openden zij het
vuur en verdwenen dan als bij toverslag langs paadjes die ze
kenden als hun broekzak.
Te Vaals laat ik me er niet
toe verleiden de streekspecialiteit, een heerlijke siroop
van appels en peren te proeven, doch zet ik de koers naar
Simpelveld om de “Oude Huls” te beklimmen. De heuvelachtige
weg naar het Simpelveld doet mij denken aan de strook asfalt
tussen Bédoin en Malaucène aan de voet van de Ventoux.
Overdrijving mijnentwege : O.K., maar ik blijf erbij : het
is een zeikerd die op den duur brokken maakt.
“Oude Huls”, “Eyserbos” en Kruishoeve via de “Fromberg”
worden achtereenvolgens met “ de kleine molen” genomen. Al
deze beklimmingen hebben één punt gemeen; het zijn muren die
de kilometer niet overschrijden. Van de drie beklimmingen
onthoud ik de panoramische route vanaf de Fromberg tot de
Kruishoeve, langsheen hoeve “Ponderosa” die bij mij
herinneringen oproept uit “Bonanza”, een geliefd feuilleton
uit mijn prille jeugd.
Laatste beklimming van mijn tocht : de “Dode Man”.
Minder steil dan de Keutenberg waarvan de toegang echter
moeilijker te vinden is. Deze kleine afschrikker zal meer
dan één voet aan grond doen zetten. Aan ieder voor zich om
zijn versnellingen aan te passen aan zijn humeur en
verwachtingen.
Tot slot, ik heb me weer eens lekker uitgeleefd op de
hellingen van de Amstel Gold Race.
Lente 1997
bruffaertsjo@skynet.be
|
|