|
OP DE LAVENDELWEGEN
Juli 97.
Een bittere wolk omgeeft de berg van
St.Julien. Het dak van de loodts, waar de fietsen staan
opgesteld, vertoont een lek. Door deze kleine opening valt
om de twee seconden een waterdruppel op mijn zadel. Begint
de dag met een slecht voorteken ?
“De etappe
van de vorige dag stond in het teken van de heerlijke geuren
van de Pas du Ventoux. Dit Provencaalse hoekje van de
Drôme, met zijn hellingen begroeid met wijnstokken, zijn
abrikoos-en amandelbomen, of zijn olijfboomgaarden met hun
verzilverde gebladerte, had ons opnieuw kunnen bekoren. De
dag voordien immers was ons zelfvertrouwen als rondtrekkend
fietser beginnen wankelen door een betrokken lucht en een
dor landschap dat alleen geschikt is voor geiten of
schapen. Aangezien de bazin van de gîte St Auban ons
onderdak weigerde, hadden wij het geluk te stoten op een
sympathieke aanlegplaats in Buis-les-Baronnies. De
veraantwoordelijke, een vriendelijke charmante dame, leverde
commentaar bij het gedrag van de eigenaar.
De gîte is een somber en ruw bouwsel dat opnieuw werd
ingericht en gerestaureerd. Het ligt verlaten in een veld
met abrikozenbomen aan de voet van de Pic St.Julien. Naar
het schijnt, een favoriete klimrots voor kletteraars !
Vermits Dominique, mijn alter ego op de fiets, zijn hele
voorraad luchtkamers op de col d’Os er door had gejaagd, was
hij dringend aan herstellingen toe. Zo niet, liep hij het
risico ons verdere avontuur te hypothekeren. De gîte was
ook de plaats bij uitstek om alle onze was te doen : het
resultaat was veeleer grijs dan wit. In onze herberg
logeerde ook een aantal jongeren. Ze kwamen uit het verre
Franse zuiden afgezakt op verzoek van een landbouwer om te
helpen bij de abrikozenpluk. Ze hingen maar wat rond en
smeekten Phebus* dat hij wat rood zou aanbrengen op de bleke
abrikozenwangen.”
Zonder al te
veel overtuiging maken we onze zakken vast op onze
bagagedrager. Daarna rijden we helling afwaarts tot in het
centrum van Buis-les-Baronies. Normaal is dit een levendig
centrum, gelegen in een bekken met olijf-en lindeboomen en
andere fruitbomen. Die ochtend echter biedt het dorp een
trieste aanblik. De stalletjes onder de honderd jaar oude
platanen zijn leeg ! Het leven draait op lage toeren.
Zichten vanuit de Baronies
Dominique neemt zoals gewoonlijk de kop. Eerst, klim op de
belachelijke col de l’homme Mort die de vallei van Ouvèze
domineert. Daarna is het aan de beurt van de col d’Ey. De
steeds somber wordende hemel straft de naturismeliefhebbers
van het domein van Romegas. Met uitzondering van de
“Ijsberen” immers moeten de anderen binnenblijven, tenzij ze
een licht wolletje omslaan. Ook ik zie me verplicht een
poncho over de schouders te slaan. Met de regen die
klettert op mijn regenkap bereik ik de top van de col d’Ey.
Het zicht op de mozaïek van de purperkleurige velden van de
vallei van Ennuye wordt verknoeid door de grillen van
Jupiter en Co.
Dominique laat zich in de vallei naar beneden glijden. Ik
hang aan zijn wiel en op dat ogenblik begint mijn poncho te
klepperen als een zeil in de wind. Een heuse nachtmerrie !
Wat verderop, onder de col van Peyruergue, ben ik werkelijk
doorweekt tot op mijn hemd onder die vervloekte regenkap.
Een voorwerp dat zonder meer verbannen moet worden uit de
kleerkast van de fietser. Koop liever een Gore-Tex : de
enige regenjas die “baanvast” is. Kortom, ik doe mijn cape
uit, verban hem naar de eeuwige vergeethoek en hang aan in
het wiel van mijn vriend. Ik heb het ijskoud. De zachte
helling van de col de Peyruergue kan mijn lichaam niet
opwarmen. Aan de voet van de tegengestelde helling van St
Auban zoeken we eindelijk onderdak in een verlaten
snackbar. Ik ben bevroren tot en met en doe een trui met
rolkraag aan. Mijn tanden blijven echter verder klapperen :
non stop en zonder valse noot. Terwijl de tuinman uit de
hemel onverstoord verder sproeit, licht het jonge
dienstmeisje ons in over een goede tafel in Montauban,
gelegen aan de voet van de col de Perty. De tafel zal
uiteindelijk de hoofdschotel van de dag worden.
Daar aangekomen heeft Dominique al snel de “kroeg” ontdekt.
Eigenlijk is het een “bollenwinkel” niet groter dan een
zakdoek, met evenveel schatten als de grot van Ali-Baba.
Met het verschil dat het zeldzame voorwerp dat onvindbaar is
in een grootwarenhuis, in deze rommelkamer wél te krijgen
is. Een ruim bijgebouw, vermoedelijk een oude schuur, doet
dienst als receptie-, banket-, expositie en bergruimte. De
gelegenheid heet “Au Clocheton”. Jacky leidt ons naar
binnen hoewel het nog lang niet geen aperitiefuur is. Jacky
is de meester des huizes en tevens de chef-kok. Afgezien
van zijn lichte fysische handicap, is hij trots uitgedost in
koklivrei op een blauwe short à la Mc Enroe. De kokmuts
krijgen we niet te zien. Vermoedelijk opgeborgen voor grote
gelegenheden. Ook zijn moeder doet nu haar intrede.
Terwijl Jacky naar zijn fornuis terugkeert, merkt zij onze
natte “hondensmoel” op en steekt de houtkachel aan. Tien
minuutjes later verwarmt een heerlijk vlammetje de ruimte.
We drogen onze spullen terwijl we ons te goed doen aan een
landelijk wijntje. Dankzij de goede fee, begin ik ik
stilaan te herleven bij het vuur. Ik draai en manipuleer
mijn spullen zoals mijn vrouw dat doet wanneer ze een kip
aan het spit braadt. Aan de andere kant van de immense
tafel lacht Dominique me toe terwijl hij mijn handeling
meelevend gadeslaat.
Rond de klok van twaalf doet de hele familie haar intrede in
de eetzaal. Opa, oma, mevrouw Jacky, haar zoon, en de
chef-kok in eigen persoon nodigen ons uit om plaats te nemen
aan hun zijde. De schotels worden aangebracht terwijl Jacky
een socio-toeristisch-cultureel debat houdt. Er werd heel
wat afgekletst zodat ik niet meer precies weet welke
gerechten we allemaal hebben verorberd. Wat ik me wel nog
kan herinneren is dat de vrouw van Jacky afkomstig was uit
Nijvel, dat er twee fietsers aanwezig waren die achteraan in
de zaal hadden plaatsgenomen om een sandwich te verorberen,
dat opa de hele tijd om brood vroeg en dat de rekening
absoluut geen pijn deed. Nog een “belangrijk” detail :
Jacky maakt zich sterk in een handomdraai een herberg voor
de fietser te voorzien. Kortom, “Au Clocheton” is een
veilige haven voor late ronddolende fietser.
Lavendel
Ondertussen heeft onze hemelse tuinman eindelijk besloten om
het sproeien stop te zetten. Hij heeft Phebus tot de orde
geroepen. Deze knipoogt discreet. Het is een goed teken
alhoewel we geen escort krijgen van de krekels met hun
knerpend geluid. Dominique verteert rustig, ik slaap mijn
roes uit. Op de fiets. Ter hoogte van de col van La
Chapelle, een heuse springplank voor onze kuitenbijter, laat
ik mijn teamgenoten achter me om 450m hogerop, mijn lauweren
voor de Grand Prix van de bergen te gaan plukken op de top
van de col van Perty. Soepel en vlekkeloos. De sportlogica
in acht nemend, heeft de kopman voorsprong op de
“gregario”. Mijn gevecht is echter niet helemaal
kosteloos. Ik ben nu immers in de mogelijkheid om Dominique
voor het nageslacht op papier vast te leggen. Dit gezegd
zijnde is deze col het hoogtepunt van de route van de
Prinsen van Oranje : je hebt hier een prachtig zicht over
het Alpenmassief en op de Mont Ventoux.
Na een korte pauze aan het oriëntatiepaneel, zetten we koers
naar Laborel. Er blijven drie cols van betekenis over en
een helling die we moeten overbruggen om onze gîte te
bereiken, waar “sociale gevallen” zijn ondergebracht. We
maakten zelfs kennis met een koppel, maar dat is een ander
verhaal. Dominique heeft inmiddels zijn verteringsproces
beëindigd. De energiedampen van Bacchus zijn opgeklaard.
En mijn bliksemschichten net zo. Jammer !
Al van de eerste scherpe bocht van de col, zet
Dominique zich schrap : hij valt onverhoeds aan en steekt me
voorbij zonder dat ik de minste weerstand kan bieden. Wat
mij betreft, ik heb de gewoonte aangenomen om in alle
omstandigheden aan fietstoerisme te doen.
Nadat ik eerst veeleer contemplatief was, vervolgens
uitnodigend en later sportief, ben ik nu niet veel meer dan
een sportman die langzaaam wegkwijnt. Een backlash* die al
snel weer normaal wordt.
Dominique zorgt voor het tempo op de col de Reychasset.
Mijn energie heb ik er door gejaagd; van mij heeft
hij dus niets meer te vrezen. Voor hem wordt dit zonder
meer een makkie.
De beklimming
gebeurt in een prachtig kader van velden en bossen. Ik
geniet met volle teugen. Daarna, afdaling in ijl tempo naar
de Aubergerie gelegen in de vallei van Eygues.
Hoewel het wordt onderbroken met een bezoekje aan een
toerismekantoor en een halte om “inkopen” te doen in Rosans,
is het laatste steile paadje dat leidt naar de gîte zwaarder
dan de 8 cols met +/- 2.100m hoogteverschil verdeeld over
een afstand van 100 kilometer. Oef !
En zeggen dat we dit morgen misschien overdoen !
(De
Lavendelwegen – 3de etappe)
Overzicht
van de cols
Col de l’Homme Mort
530m
Col d’Ey 718m
Col de Peyruergue 794m
Col de la Chapelle 864m
Col de Perty 1302m
Col de Pierre Vesce 1056m
Col de Reychasset 1052m
Col de Laux 883m
“Au Clocheton” – J. Charras
–26170-Montauban s/ Ouvèze
tel.
04.75.28.60.03
-
Phebus : de zon
-
Backlash : Engels woord dat « terugkeer
tot de werkelijkheid » betekent
bruffaertsjo@skynet.be
|
|